Politique
De media in de aanloop naar 7 juni (2009)
15.10.2009
We schrijven zaterdagavond 6 juni, vooravond van de verkiezingen: een ideaal moment om terug te blikken op de voorbije verkiezingscampagne en de vaak bekritiseerde rol van de media. Hieronder constateren we dat zowel de politiek als de media een deel van de verantwoordelijkheid dragen voor de lacunes en hiaten in de campagne. Een campagne die zoals te verwachten en te voorzien was.
DEBAT OVER EUROPA?
‘Er is een hold-up gepleegd op de campagne’, lees ik in een interview met José Bové, de radicale boerenleider die in een van Frankrijks kiesarrondissementen de groene lijst Europe Ecologie trekt. Bové verwijt zowel president Sarkozy als het kopstuk van de centrumpartij MoDem, François Bayrou, en de gewezen nationaal secretaris van de PS, François Hollande, dat ze in plaats van over Europa te spreken alleen maar oog hebben voor de volgende presidentsverkiezingen, die over drie jaar plaatshebben. Een dag later lees ik in diezelfde Libération een soortgelijk opiniestuk van de hand van Daniel Cohn-Bendit, die Europe Ecologie in Parijs aanvoert, dat de titel De ontvoering van Europa draagt. Hij klaagt de présidentialisation van het regime aan, met een Sarkozy die meesterlijk de agenda van de media bepaalt. Het doet deugd om je in volle verkiezingscampagne in de politiek en de mediatieke benadering van een buurland onder te dompelen. Dat stelt je in staat om scherper op de situatie in België in te zoomen. Mutatis mutandis is hier iets identieks aan de hand. Het debat over de toekomst van Europa moet wijken voor de op de boegbeelden toegespitste aandacht, voor hun petites phrases, saillant bevonden details en mediaspin. Verkiezingen zijn vaak een goed moment om een onderwerp te belichten dat de hete actualiteit de rest van de tijd wegdrumt. Zo hebben we de voorbije weken eindelijk nog eens wat over Zuid-Afrika en India gelezen en gehoord. Verkiezingen zijn een mooie gelegenheid om iets goed te maken op terreinen waar je tekortgeschoten bent. Wat Europa betreft, zou dat veel meer nog het geval mogen zijn. Het staat al zo weinig in de schijnwerpers. Toen het federale parlement voorjaar 2005 de Europese grondwet goedkeurde, die Frankrijk en Nederland eind mei van dat jaar keurig zouden kelderen, was dat in het laatavondnieuws van de VRT het zesde of zevende bericht. Niet dat er wereldschokkende gebeurtenissen te verslaan waren maar Europa heeft nu eenmaal dat soort prioriteit. En België heeft nu eenmaal niet de gewoonte om het debat over Europa openlijk te voeren, laat staan aan te zwengelen. Maar in de aanloop naar verkiezingen kun je dus wat rechtzetten. Er zijn over Europa aardig wat vragen te stellen, in de eerste plaats over de belabberde economische gang van zaken. Wat mogen we van de Europese instellingen verwachten nu de crisis flagrante lacunes blootgelegd heeft in de financiële sector? Pakt de EU de controle daarop collectief aan in plaats van de lidstaten (of erger nog de markt) de puinhoop in gespreide slagorde, land per land, te laten opruimen? En hoe kan een slagvaardig parlement in de dans springen? Er zijn nog meer vragen te stellen. Hoe moet het verder met het sociale Europa dat zo achterblijft op het economische project, waartoe de EU al te exclusief uitgegroeid is; een terrein bovendien, waarop ze de voorbije maanden haar onmondigheid heeft laten zien? Sociaal is hier ruim te interpreteren als het geheel van sociale zekerheid, sociale en arbeidsrechten, solidariteit met het Zuiden en last but not least migratie- en asielbeleid. Daarmee houdt het niet op. Nu de EU de kans gemist heeft om haar burgers een echte grondwet te schenken en, als de Ieren meewillen tenminste, voortboert met een surrogaat als het verdrag van Lissabon, zijn de verkiezingen van 7 juni de gedroomde gelegenheid om aan de kiezer uit te leggen hoe je Europa’s institutionele toekomst en zijn toekomstige uitbreiding ziet en hoe je wil dokteren aan het democratische deficit en de vervreemding van de burger (in Polen beschouwen ze Brussel als de opvolger van Moskou; dat zegt veel, als je weet hoe diep hun afkeer van het verleden zit). Volstaat het om een Turkse allochtoon op een verkiesbare plaats te zetten, als je tegelijkertijd het debat over het lidmaatschap van Turkije uit de weg gaat? Stevenen we alweer op beslissingen af zonder noemenswaardige discussie? Te weinig lees en hoor ik naar aanleiding van de Europese verkiezingen kandidaten hun visie over die knelpunten. Hen moet je de eerste steen gooien. In de eerste plaats zijn zij verantwoordelijk voor hoe ze hun kiezers benaderen. De media pikken dat op en dat is de normaalste zaak van de wereld. Ze registreren en brengen ze verslag uit. Er is een wisselwerking tussen de kwaliteit van het politieke debat en die van de media. Het is een dooddoener dat de politieke wereld gedoemd is om zich bij een allesoverheersende medialogica neer te leggen, alsof het een ijzeren wet is. Wat je de pers wel ten laste kunt leggen, is dat ze niet dat tikkeltje extra geeft, die por in de rug van politici om ze aan te sporen op een en ander dieper in te gaan. Te makkelijk valt ze terug op clichés als praatbarak en regelneverij om de impact van Europa op ons dagelijkse leven te meten en is daarmee de kous af. Wie er iets coherents te vertellen heeft en dat in boekvorm giet, zoals Verhofstadt met zijn De Weg uit de Crisis, komt weliswaar ruim aan het woord maar de beate bewondering voert vaak de hoofdtoon. Televisie volgt hem, voor de voorstelling van zijn boek, tot in Peking. We krijgen de boodschap mee dat ze daar wild zijn van ’s mans ideeën, waarschijnlijk voorzitter Mao’s slogan indachtig, als de kat maar muizen vangt. Pas in een interview met Edwy Plénel, de vroegere directeur van Le Monde, lees ik dat ze op de internetkrant, waarvan hij nu de drijvende kracht is, vinden dat Verhofstadts ideeën nauwelijks verschillen van degene die commissievoorzitter Barroso de afgelopen jaren verspreid heeft. Om dat te vernemen heb ik dus een Fransman nodig. Laat ik het even hebben over de tweestrijd tussen Dehaene en Verhofstadt, de twee premiers die de voorbije twintig jaar de Belgische politiek gedomineerd hebben. De boksmatch, dixit Dehaene, staat niet alleen de confrontatie van ideeën in de weg maar houdt ook de andere kandidaten buiten de ring en slaat ze nog voor de eerste gongslag knock-out. Met sp.a-lijsttrekker, Kathleen Van Brempt, als eerste slachtoffer. Om toch onder de aandacht van het publiek te komen pakt ze uit met een opvallende krantenadvertentie ‘Ik wou dat ik een koe was’, of anders gezegd: kansarme koeien lopen er in Europa dankzij de landbouwsteun niet rond maar Europa telt wel 19 miljoen kansarme kinderen. De reactie van Boerenbondvoorzitter, Piet Vantemsche, liegt er niet om: ‘ik wou dat Van Brempt een koe was’. Geef toe, niet al te fijnzinnig maar hij scoort wel een punt. Het landbouwbeleid van de EU, de grote financiële slokop, is een van de weinige consistente verwezenlijkingen van Europa. Mocht het niet bestaan hebben, dan zouden de voedselprijzen in Europa flink hoger liggen en was de voedselzekerheid fors kleiner. Je bent geneigd om te besluiten dat we van dat soort Europa meer moeten hebben en dat Van Brempt bijgevolg een strategische fout maakt. Bovendien is afgesproken dat het Europese landbouwbeleid de volgende jaren aan herziening toe komt, wat niet alleen een goede zaak kan zijn voor Afrikaanse boeren maar in principe op termijn geld vrijmaakt voor andere, ondergewaardeerde en -gefinancierde sectoren, misschien dus ook voor sociale maatregelen, zoals Van Brempt er een suggereert in haar campagne, met name voor kansarme kinderen. Concreet pleit ze in haar advertentie voor een verdubbeling van de huidige Vlaamse schooltoelage. Kathleen Van Brempts betoog voor een hogere gezinstoeslag laat zodanig denken aan campagnes uit de jaren 1950, 1960 (‘zoveel maanden legerdienst minder, zoveel frank kinderbijslag meer’), dat ze haar doel voorbijschiet en bepaald geen aanleiding geeft om over een van de zwakke punten van Europa, het gebrekkige sociale beleid (wat een stuk ruimer is dan gezinstoelagen), het debat te openen. Je moet al naar haar site gaan om meer te weten te komen. Daar klaagt ze de uitwassen van het Europese landbouwbeleid aan en het gebrek aan een Europese richtlijn om kansarmoede aan te pakken. Maar wat er blijft kleven in de media, is de vraag of Van Brempt al dan niet een koe is. Interviews, reacties, commentaren op blogs, te veel om het allemaal te volgen maar meestal irrelevant. Dat heeft Van Brempt in de eerste plaats aan zichzelf te danken maar het zegt natuurlijk ook veel over de media, die het zich te makkelijk maken en niet verder kijken dan hun neus lang is. Een uitsmijter. Door haar voorstel voor een Vlaamse aanvullende gezinstoelage, een bevoegdheid van het Vlaamse parlement, ontpopt Van Brempt zich veeleer als een Vlaamse dan als een Europese politica. Daarop komen we zo dadelijk terug.
NIEUWSINDIGESTIE
Gezien noch Albert II en evenmin Herman van Rompuy présidentiable zijn, krijgt de campagne in België niet hetzelfde karakter als in Frankrijk maar we gaan een flink eind in die richting. Er is de boksmatch Dehaene-Verhofstadt, maar ook de tweestrijd Reynders-Di Rupo, het gevecht om de macht in Wallonië, waarbij haast niemand zich afvraagt of het Marshallplan van de PS uiteindelijk vruchten afgeworpen heeft. En er is het duel De Gucht-Dedecker, waarvan het medium dat erin slaagt om de twee kemphanen tegenover elkaar in het strijdperk te sturen die stunt vooraf apetrots met spots aankondigt maar waarvan je je afvraagt wat je als stemgerechtigd burger aan die geperfectioneerde bekvechterij hebt. Goede televisie heet dat, show en entertainment van de bovenste plank, voor een keer met politici als acteurs omdat er toevallig een campagne loopt. Vraag is wie er al die informatie kan verwerken, wie er in staat is om vooral de digitale publicaties die de moeite waard zijn op te sporen en ze op hun waarde te toetsen? Niemand toch, ook nauwelijks wie beroepshalve ermee bezig is. De informatiestroom is dermate gezwollen dat je erin verdrinkt. Op de keper beschouwd ligt hier in de media een terrein braak voor vaklui, die precies de verantwoorde keuzes maken waarmee ze hun publiek naar behoren kunnen informeren. Wat je op sites te veel merkt, is dat de kleinste, onbelangrijkste berichten evenveel aandacht krijgen als andere, die er wel toe doen. Waar is de hiërarchie gebleven die de lezer, de gebruiker, de consument helpen om orde te brengen in de chaos? Hier speelt het moderne communicatiefenomeen van de googlification, dat het beginsel all information is equal hoog in het vaandel heeft, veel te sterk. Laten we de krijtlijnen van de media-aanpak schetsen. Ten eerste weegt het ontspanningselement zwaarder door dan ooit tevoren. De politiek krijgt zijn plaats in de wereld van de virtuele realiteit. Ten tweede maken de media politici. Die trend tekent zich vooral in de dagelijkse programma’s af, lang voor de campagne zich op gang trekt. Bracke & Crabbé hebben indertijd school gemaakt met de manier waarop ze van Freya Vandenbossche een nieuwe ster aan het firmament gemaakt hebben. Nu waagt niemand het nog om een ‘slimme mens’ als Bart de Wever als een onbeduidend politicus af te doen, nadat hij zich als kersvers lezer van Dag Allemaal geout heeft. Ten derde, en dat vloeit automatisch uit de twee vorige punten voort, zijn personen veel en veel belangrijker dan thema’s. Dat wisten we al langer maar bij elke nieuwe campagne raakt dat aspect meer geaccentueerd. De kritische doorlichting van de boodschap moet wijken voor de spitante omgang met de boodschapper. Een Dehaene die als cabinettard naar een ministerportefeuille doorstoot en bij zijn eerste kandidaatstelling op een lijst geen honderd vijftig voorkeurstemmen behaalt, dat soort loodgieters van formaat komt in het huidige politieke én medialandschap niet meer aan de bak, dat geeft hij zelf ronduit toe. Wie keer op keer een uitstekend rapport als parlementslid meekrijgt en als dossiervreter met kennis van zaken naar de volksgunst dingt, komt in het beste geval op een quasi onhaalbare strijdplaats terecht, vraag het maar aan Anne van Lancker. Voor wie mediageniek is, met goede looks kan pronken en de juiste familienaam draagt, volstaat het om zich als Jean-Jacques (of is het Jean-Claude?), Tom, Peter of Freya te profileren; en de dynastie kan weer een generatie verder. Papa’s Karel, Jean-Luc, Herman en Luc kijken blinkend van trots toe. Op het terrein van de personencultus loopt Vlaams Belang politica Marie-Rose Morel met de hoofdprijs weg. Hoewel ze van haar partij niet eens een verkiesbare plaats gekregen heeft, voeren de media haar prominent op. Lastige vragen over haar partij haar programma blijven, omwille van het medelijden, ontzag en respect dat ze met haar gezondheidstoestand afdwingt, achterwege. Ten slotte is er de vaststelling dat Europese verkiezingen niet belangrijk zijn, niet voor de politieke wereld en evenmin voor de media. In Frankrijk zijn ze alleen van tel als barometer, voor de populariteit van Sarkozy en de presidentsverkiezingen van 2012. In België verzinken ze in het niets tegen de gelijktijdig gehouden regionale verkiezingen. Geen betere illustratie voor die stelling dan de manier waarop burgemeester Patrick Janssens de Ploeg van ’t Stad voorstelde – de kandidaten op de arrondissementele lijst voor de Vlaamse verkiezingen die uit Antwerpen-stad afkomstig zijn. Van lijstduwer Van Brempt zei Janssens in één moeite door dat ze in zijn ogen de meest geschikte kandidaat voor een Vlaams ministerambt is. Dat ze in de eerste plaats lijsttrekker voor Europa is, doet kennelijk niet ter zake. Maar, zoals hierboven al gesignaleerd, Van Brempt heeft op haar site in gedachten zelf de overstap gemaakt en op televisie programmeren ze haar zonder omzien in een debat over mobiliteit, haar bevoegdheidsdomein als minister. Ze gaat wel voor Europa, remember? Opnieuw moet je dus de politieke wereld met de vinger wijzen voor de onduidelijkheid die ze creëert. Maar alweer zijn de media net iets te meegaand en missen ze de kans om de Ploeg van ’t Stad – in de persoon Van Brempt dan maar, ze heeft het zelf gewild – op de rooster te leggen over de mobiliteit in en rond ’t stad, over de Lange Wapper en het mogelijke alternatief, over een bouwvergunning die alles open laat, over basisdemocratie en inspraak van de burger, over de electorale bocht van sp.a en hoe de partij erop rekent dat Groen! daardoor de mist induikt. Dat zou pas politieke journalistiek op het scherp van de snee geweest zijn.
VLAANDEREN LAAT BRUSSEL LOS
De regionale verkiezingen zetten de Europese dus buitenspel, zover waren we gekomen. En of de pers het volle pond geeft. Je kunt moeiteloos je dag vullen met ochtendradio, kranten, sites, vooravondradio en avondlijke televisieprogramma’s. Alsof er slagerszonen de media managen, die van thuis uit de allesoverheersende vraag ‘mag het iets meer zijn?’ meegekregen hebben. Maar eerlijk gezegd, de navelstreng met de Vlaamse kleigrond of het bronsgroene eikenhout waaruit we ontsproten zijn, hebben we niet doorgesneden. Er zijn toch ook gewestverkiezingen in Brussel, niet waar? Ik klik op een blauwe maandag een krantensite aan om mijn licht op te steken. Het eerste bericht dateert van de dag zelf: Vlaams Belang heeft de gemeente Etterbeek gedagvaard over affiches. Het vorige bericht is drie dagen oud. Het meldt dat Minister Pascal Smet wil dat de Brusselse regering de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe terugfluit, die van plan is om de oproepingsbrieven te drukken voor de drie faciliteitengemeentes waar de burgemeester niet benoemd is. Het voorgaande bericht dateert van meer dan twee weken voordien! Het gaat over een uitspraak van José Happart. Met andere woorden, ik krijg wat Brusselse politique politicienne onder ogen, af en toe dropt de redactie een bericht op haar site, soms met 14 dagen tussenpoos. Nou moe, hoor ik Guus Flater roepen, wat voor informatie over Brussel krijg ik nu op mijn bord? Is Brussel geen heikel punt in het debat over het nieuwe België? Brussel, waarvan het politieke gesprek over de uitbreiding door vele nons en njets bevroren is maar dat economisch al lang uit zijn carcan gebarsten is. Wie bouwt er in de politiek voort op de grondvesten die KVS, Théâtre National en Kunstenfestival des Arts met hun taaloverstijgende initiatieven gelegd hebben? Zijn verkiezingen niet het gedroomde moment om te horen wat voor oplossingen politici in petto hebben voor dat gedrocht, met zijn ondoorzichtige, inefficiënte reeks instellingen? Brussel, het onbestuurbare lappendeken, met zijn onvoltooide gewest, zijn negentien gemeentes en in de Rand zijn onbenoemde en dwarsliggende burgemeesters. Ik moet een artikel in Le Monde lezen om me fijntjes erop te wijzen dat de van hun sjerp beroofde burgervaders van Kraainem, Linkebeek en Wezenbeek-Oppem wel degelijk de verkiezingen organiseren maar hun collega’s in een reeks andere gemeentes rond Brussel dat vertikken. Hoe lang kan Minister Keulen nog volhouden dat de drie het verdienen dat hij ze op de vingers tikt terwijl de anderen straffeloos met hun actie wegkomen? Wie stelt hem de vraag tijdens deze campagne? Overigens weet Le Monde kennelijk niet precies hoe de problematiek van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde in elkaar zit, wat voor een kwaliteitskrant onvergeeflijk is. Maar het artikel brengt me bij BHV. Hallo, dames en heren politici, waar is het idee van de splitsing heen gevaren? Zeg niet dat het geen Vlaamse bevoegdheid is. Het Vlaamse parlement heeft in krachtdadige resoluties jaren geleden de onmiddellijke splitsing geëist. Vlaamse politici hebben hardop verklaard dat het een kwestie van vijf minuten politieke moed was. Vlaams Minister-President Kris Peeters heeft de gemeenschapsdialoog als een gieter zien afgaan. Maar in de campagne komt BHV nauwelijks ter sprake, het is geen thema. Mogen we dat onthouden voor de periode ná de verkiezingen? Mag ik ervan op aan dat mijn confraters van de schrijvende en audiovisuele pers de verkozenen, als ze het gebakkelei over BHV hervatten, daarop wijzen? BHV was géén thema, het was niét de inzet van deze verkiezingen.
HET EINDE VAN VAN ROMPUY?
Wat dan wel de inzet is, komt langzaam tijdens de campagne tot uiting: de macht in het federale België. Er is weken voor de eigenlijke verkiezingsdag wel een liberale backbencher, die na de stembusgang een herschikking van de regering-Van Rompuy vooropstelt, met één minister van begroting, die alle bevoegdheden op dat vlak de zijne mag noemen. Maar dat gaat quasi onopgemerkt voorbij tot vice-premier, Karel de Gucht, in de dans springt. De kans bestaat dat de samenstelling van de federale regering na de verkiezingen van 7 juni verandert, zegt hij in De Zevende Dag, en terloops ook dat hij in de nieuwe Vlaamse bestuursequipe als partner NVA even goed ziet zitten als sp.a maar dat doet minder ter zake. Met De Guchts uitspraak kan het blauwe offensief volop van start gaan. In de dagen nadien valt een andere vice-premier, Didier Reynders, frontaal PS-voorzitter, Elio di Rupo, aan en gooit hij zijn kaarten op tafel: 7 juni moet het einde van de socialistische hegemonie in Franstalig België inluiden, een blauwe golf moet Wallonië overspoelen. Als Reynders’ MR erin slaagt om die historische ommezwaai te bewerkstelligen, dan heeft dat bijna onvermijdelijk tot gevolg dat, nadat haar overwicht in het zuiden gebroken is, de PS op federaal vlak aan haar regeringsdeelneming een einde ziet komen. Vanzelfsprekend zien ook de krantencommentatoren in de aanloop naar 7 juni de bui hangen. De vraag of Van Rompuy’s kabinet een grondige herschikking overleeft en of we niet onvermijdelijk afstevenen op federale verkiezingen in de herfst, is niet van de lucht. Maar dan moet het debat, denk je, daarnaar verschuiven, en of samenvallende verkiezingen de uitkomst zijn opnieuw tot de hamvraag uitgroeien. De opvattingen van Open Vld en CD&V daarover staan haaks op elkaar, confronteer ze. Maar op zo’n moment merk je hoe hedendaagse media flexibiliteit ontberen. Uitzendingen en artikelen zijn voorgeprogrammeerd, gesprekspartners en reportagethema’s lang vooraf vastgelegd. Op het eerste gezicht ziet het menu er prachtig uit maar van wat ze je voorschotelen, krijg je een indigestie. Het is voorgekauwde fast food in plaats van verse gerechten, aangemaakt met dagverse ingrediënten van de markt. Een mediastrategie, die maanden vooraf uitgedokterd is en gepaard gaat met een marketingcampagne, mist wat journalistiek op zijn sterkst maakt: thematische precisie en inhoudelijke grondigheid. Terloops gezegd, als de gang van zaken aan de andere kant van de taalgrens van zo’n invloed is, wil ik wel weten wat de pagina ‘Waalse verkiezingen’ op mijn krantensite te melden heeft. Op dezelfde blauwe maandag als toen ik de pagina over Brussel aanklikte, pakt ze uit met de uitspraak van De Gucht in De Zevende Dag, vermeldt ze een quote over de PS uit een kranteninterview met Waals minister van Landbouw en Milieu, Benoît Lutgen, en publiceert ze een bericht – ik moet vijf dagen teruggaan in de tijd – over een PS-schepen, die van het bezit van kinderpornografie beschuldigd is. Inzicht in de geheimen van de Franstalige politiek krijg ik niet.
VALT LINKS UIT DE BOOT?
Als de verkiezingen van 7 juni ertoe leiden dat de PS uit de Waalse en de federale en sp.a uit de Vlaamse regering wegvalt, dan levert ook dat weer stof voor gesprek en reflectie. We zien immers de laatste jaren in de omringende landen hoe er links van de socialistische partij een alternatief tot ontwikkeling komt dat behoorlijk wat kiezers aantrekt. In Duitsland is dat de gedeeltelijk op de restanten van het DDR-communisme voortbouwende Die Linke, in Nederland de uit het maoïsme voortspruitende SP van Jan Marijnissen, in Frankrijk de Nouveau Parti Anticapitaliste. De bezielende figuur van de NPA, de trotskist Besancenot, is het niet gelukt om alles wat links staat van de PS in zijn nieuwe formatie binnen te leiden. De communisten hebben er met afgescheurde linkse socialisten een Front de Gauche in het leven geroepen, dat afzonderlijk opkomt, net als de trotskisten van Lutte Ouvrière. Wat al die partijen, allianties en lijsten in buurlanden gemeenschappelijk hebben, is hun ontevredenheid met het fletse ideeëngoed en het zwakke politieke optreden van de mainstream socialisten. Die tendens, zeker met de nakende afgang van het traditionele socialisme in België in het vooruitzicht, had je graag belicht gezien, minstens in de progressieve pers. Neen dus, België lijkt wel op een eiland te zitten, waar de trends die in andere landen opgang maken, geen weerslag hebben en de verrassing over de volgende verkiezingsnederlaag dus totaal zal zijn. Het is juist dat Jef Sleeckx’ CAProtskist Besancenot als bezielende figuur; sme voortbouwende en SP.a UIT e meten en is daarmee de kous af.D geeneens overal lijsten ingediend heeft, Erik de Bruyn waarschijnlijk te marginaal is binnen de SP, en de PVDA – ondanks het plusteken achter haar naam – haar aureool van sektaire maoïsten mee blijft dragen maar stel dat de Parti du Travail in Luik een zetel meegraait, de media zullen het ons niet gesignaleerd hebben. Als straks Peter Mertens van PVDA+ de verrassing van de verkiezingen brengt, dan is dat zeker niet omdat de openbare omroep hem een tribune gegeven heeft. Uit de tijd dat de politiek en niet de marketeers het daar voor het zeggen hadden, heeft hij de gewoonte overgehouden om de criteria voor de toewijzing van zendtijd en deelneming aan debatten zo te formuleren dat klein links de dupe is. Leer me mijn pappenheimers kennen. Op de verkiezingsavond zelf maakten ze dat goed door Kris Merckx een nummertje op te laten voeren, waren ze eindelijk van zijn gezaag af. Overigens, dames en heren van de PVDA+, is het nu echt zo’n ramp dat de VRT u niet in zijn Stemtest opgenomen heeft? Alsof dat meer is dan Spielerei. Even Libération citeren. In het nummer dat ze onder de titel Le Printems de Marx (nou ja) op de markt brengen, halen ze een Frans journalist aan met de woorden ‘J’ai appris qu’il faut surveiller les contestataires de quelque bord qu’ils soient. Car c’est d’eux que viennent les idées de demain’. Begin aan de speurtocht, persmuskieten, en ondervindt dat de oogst schraal is. Dat ligt voor het overgrote deel aan de politiek, die in de ban als hij is van stroomlijning en opgesloten in zijn eigen grote gelijk, niet meer erin slaagt om schoon volk aan te trekken. Getransponeerd op de Belgische situatie luidt de vraag: wanneer neemt SP.a nog eens een klasbak als de trotskist Frank Vandenbroucke in haar rangen op, waar zitten de christendemocraten, die straks deel uitmaken van een nieuw wonderbureau, wanneer stuurt Groen! nog eens voor langer dan vijf jaar vertegenwoordigers naar het parlement die het kaliber van een minister van state hebben en welke formatie dient zich als onuitputtelijk reservoir van politiek talent aan, nu de Volksunie haar laatste lading lang geleden afgeleverd heeft?
DE CRISIS IS GEEN THEMA
Als we het toch over de linkerzijde hebben, is het opvallend dat ze geen garen gesponnen heeft bij de financiële en economische crisis die onze contreien getroffen heeft. België verkoopt zijn pronkstukken uit, Fortis zit in Franse handen, als Opel in Antwerpen open blijft, krijgt de Russische maffia (of ’t scheelt niet veel) het in handen. Alweer moet ik Le Monde raadplegen, dat in een voorpagina-artikel met als kop La France fait-elle main basse sur les entreprises belges?, een anoniem Vlaams bankier citeert, ‘Sans l’euro, c’eût été l’Islande’. Gesneden koek voor links, met de verkiezingen in het vooruitzicht, denk je. Neen, dus. Dat links van de crisis niet het verkiezingsthema bij uitstek heeft kunnen maken, mag je beslist de media niet verwijten. Links moet in eigen boezem kijken. Wie horen we in de begindagen van de bankencrisis pleiten voor de nationalisering van Fortis? Hoogleraar en gewezen liberaal senator, Paul de Grauwe. Van het linkerfront weinig nieuws. Sp.a heeft zich nog niet herbrond sinds haar electorale pandoering in 2007, toen ze uit anderhalve eeuw socialistische gedachte en actie de veelzeggende slogan Ja distilleerde en daarmee tevergeefs de linkse kiezer probeerde te verleiden. Ook dat fenomeen, de West-Europese sociaaldemocratie die geen antwoord op de crisis klaar heeft, moet je in een ruimer kader plaatsen. De Duitse kiezer zoekt zijn heil bij kanselier, Angela Merkel, van de CDU. Die Linke ziet haar populariteit gefnuikt. Onder Martine Aubry profiteert de PS deze keer niet van haar oppositierol, de anti-stemmen gaan volgens de peilingen (daarover straks meer) naar een centrumfiguur als Bayrou. Er is duidelijk wat loos met links in dit deel van Europa. Dat is natuurlijk in de eerste plaats een aandachtspunt voor de partijen maar het is jammer dat de pers zo weinig animo aan de dag gelegd heeft om het verschijnsel uit te zoeken en te duiden. Als in deze droeve tijden de kiezer ervan uitgaat niets van links te hoeven te verwachten, dan zit vooruitstrevend Europa met een levensgroot probleem. Wat moet het dan met die als te liberaal ervaren en te zuiver op economische prestaties afgestemde Unie? Als straks ook Kroatië toetreedt, dan mogen Europese progressievelingen het wel schudden. Europa schuift met rasse schreden naar rechts op. Tussen haakjes, waar in de media hebben ze Caroline Gennez’ kritische boekje over Europa van amper vijf jaar geleden nog eens doorbladerd? Vinden we daarin bruikbare recepten of bedekken we het met de mantel der liefde, zoals de auteur en haar partij dat doen?
RECHTS TOONT ZIJN SPIERBALLEN
Een verschijnsel dat in Vlaanderen opgeld maakt maar de grenzen van de regio ver overschrijdt, is de opkomst van niet van populisme gespeende, radicaal conservatieve partijen, die voor een stuk afstand genomen hebben van de ranzige elementen, die het discours van uiterst rechts de voorbije jaren gekenmerkt hebben. LDD en N-VA zijn geen uitzonderingen. In Italië heeft gespierd rechts met Berlusconi de macht gegrepen. Zijn Forza Italia staat model voor een Vlaamse versie, wanneer Forza Flandria – niet levensvatbaar bij de eerste dracht – na een volgende copulatie het levenslicht ziet. In Frankrijk heeft Sarkozy de adem van Le Pens Front National afgesneden door op de gaskamers na een flink deel van zijn programma gewoon uit te voeren. In Nederland heeft Geert Wilders de erfenis van Pim Fortuyn te gelde gemaakt, dat weten we al zeker, de PVDA verliest de helft van zijn aanhang. In Polen blijven de tweelingbroers Kaczynski, die bij de laatste verkiezingen hun stemmenaantal fors verhoogd hebben, een politieke machtsfactor van belang. Het manifest infame is bij gespierd rechts gebannen. Er is geen sprake meer van charters om vreemdelingen naar huis te vliegen maar Italië stuurt asielzoekers zonder mededogen terug naar Afrika. Sarkozy dreigt ermee om Parijse wijken met de hogedrukspuit schoon te maken en in de straten van Kaczynski’s Warschau is een homobetoging niet welkom. Hoewel de meeste vileine kantjes dus afgevijld zijn, laat het maatschappijbeeld dat de genoemde heren voorstaan in niets meer denken aan de idealen die Robert Schuman bij de oprichting van het Europa van de Zes voor ogen stonden. Hoe lang nog kan de EU Alle Menschen werden Brüder als haar ode aan de vreugde laten weerklinken? Op die bedenkelijke evolutie een antwoord geven, is alweer in de eerste plaats een uitdaging voor de politieke wereld. Maar als de Vlaamse media niet zo overdadig bezig zouden zijn met wat er zich rond de kerktoren afspeelt en afstand nemen van het narcisme dat de politieke wereld kenmerkt, dan hadden ze verschijnselen als LDD en N-VA beter in hun context kunnen plaatsen. De geïnteresseerde burger heeft daarop recht en een bloeiende democratie daarbij baat.
BOTER EN AS OP HET HOOFD
Het mag uit dit verhaal blijken dat zowel de politiek als de media een deel van de verantwoordelijkheid dragen voor de lacunes en hiaten in de verkiezingscampagne. Allebei hebben ze boter op het hoofd want die tekortkomingen maken het mogelijk dat een zich als Calimero gedragende Dedecker zich met een kapotte eierschaal tooit. Interessant is dat precies in die periode de éminence grise onder de politicologen, Luc Huyse, als laureaat van de Arkprijs van het Vrije Woord, op de hem eigen scherpe, ongezouten en trefzeker geformuleerde wijze de media de levieten las. Twee elementen schuift Huyse naar voren. Ten eerste, geef voice aan je kritiek als mediaconsument. Praat niet alleen in eigen naam maar formuleer je kritiek op de gang van zaken in de media collectief. Vorm een soort van belangenvereniging die uiting geeft aan je onvrede, zo begreep ik het als toehoorder. ‘Activisme van de lezer, de luisteraar en de kijker… de bouw van een beweging van mediaconsumenten zou verreweg de belangrijkste stap zijn. Want het woord is maar echt vrij als het groepsdekking krijgt’, zo las ik het bij Huyse na. Het liet me denken aan wat ik onlangs op France Inter gehoord heb. Luisteraars hadden hun ongenoegen laten blijken over het grote aantal peilingen, waarvan de betrouwbaarheidsgraad betwijfelbaar is, en het station had de hoofdredactrice voor de microfoon gehaald. Ze gaf tekst en uitleg en kondigde meteen aan dat het aantal in de nieuwsuitzendingen opgenomen peilingen bij de verkiezingen van 7 juni alvast een stuk lager zou liggen. Huyses voorstel bevat een tweede, belangwekkend onderdeel: er is nood aan een forum, waar je als mediagebruiker je opmerkingen kwijt kunt. Dit heeft hij voor ogen: ‘Voor tal van goederen en diensten kan de verbruiker terecht bij een alerte en actieve verbruikersbeweging. Of … bij een onafhankelijke ombudsman of –vrouw die de individuele klachten bundelt en vertaalt in kritische bedenkingen en voorstellen… Kranten, radio en televisie zijn de leveranciers van een product dat sprongsgewijze in belang is toegenomen. En toch ontbreekt elke vorm van mobilisering van de verbruikers ervan.’ Een dag na Huyses oproep zag ik op de toegangsdeur van de KVS in Brussel een oproep hangen voor het behoud van kritische cultuurjournalistiek. Pressformore.be is een initiatief dat in Huyses opvattingen past. Er is bij het publiek duidelijk ook voor andere dan de politieke berichtgeving nood aan meer kwaliteit. Zelf geeft Huyse mediakritiek.be als voorbeeld aan, ontstaan op initiatief van het Fonds Pascal Decroos. Onlangs las ik er een commentaar van hoogleraar Stefaan Walgraeve, een van de grondleggers van de Stemtest. Ik dacht terug aan de kritiek van collega’s op het onwetenschappelijke concept van het programma en hoe Walgraeve in hun ogen door zijn medewerking eraan zijn reputatie als wetenschapper te grabbel gooide. Kunnen we ervan op aan dat hij, die in zekere zin deel van het probleem is, dat aspect bij een volgende gelegenheid op mediakritiek.be behandelt? Toch zijn er weinig beroepen – laat dat gezegd zijn, criticasters -, waar zelfreflectie dermate schering en inslag is en die zo vaak aan zelfbevraging doen als de media, ook openlijk. Vergelijk de Raad voor Journalistiek maar eens met de Orde van Geneesheren of die van Advocaten. Een mooi staaltje van hoe je met moeilijk liggende maatschappelijke thema’s omgaat, heeft de VRT een jaar of tien terug laten zien, met haar nota over het toenmalige Vlaams Blok. Daarmee kun je als journalist alleen maar gelukkig zijn, omdat je eindelijk voor je berichtgeving over die partij houvast kreeg. Maar laten we eerlijk zijn: hoeveel keer is een bericht, nieuwsitem, verslag, interview, reportage, debat of wat dan ook ooit getoetst aan de richtlijnen in de nota? Pas dan zou ze tot een bruikbaar werkinstrument uitgegroeid zijn. Tegenwoordig weet er niemand nog van haar bestaan af. Dat illustreert waar het hem in de media schort, namelijk dat als puntje bij paaltje komt alles bij het oude blijft. Na het interne debat schakelen journalisten over naar de orde van de dag. De onderliggende mechanismen zijn zo overheersend dat er van de noodzakelijke zelfcorrectie niets in huis komt. Deontologie en een zuivere aanpak maken binnen de door economische motieven gedreven mediaconcerns geen schijn van kans op overleven.
EEN CAMPAGNE ZOALS TE VERWACHTEN EN TE VOORZIEN WAS
De uitschieters in deze campagne, de dingen die in gunstige zin opvallen en misschien het verschil maken, zijn op één hand te tellen. Eindelijk heeft er nog eens iemand, Bart De Wever met name, kordaat durven stellen dat de propaganda en het programma van Vlaams Belang in sommige aspecten racistisch zijn. Om die reden hebben de andere politieke partijen indertijd het cordon sanitaire ingesteld. Mogen we dat dan ook af en toe horen, alstublief? Mag Fientje Moerman volgende keer gewoon zeggen dat het VB-programma vanwege zijn uitgangspunten onaanvaardbaar is en ermee ophouden om met veel woordenbrij te argumenteren dat het mijlenver staat van dat van Open VLD en dat het om die reden onmogelijk is om met Vlaams Belang samen te regeren? Mag de moderator van het gesprek haar volgende keer aansporen om zich klaar en duidelijk uit te spreken? De prijs voor de beste oneliner – daar draaide het in deze campagne toch vaak rond? – gaat naar Frank Vandenbroucke voor zijn invulling van de VB-slogan EOV (eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring) met de woorden ‘extreem onhaalbaar verhaaltje’. De troostprijs voor het kneusje is voor Mieke Vogels, die door de extreme formats en de opdeling in schijfjes van de problematiek tijdens het grote slotdebat op Eén verplicht was om met Dirk Van Mechelen over details van het zorgbeleid te discussiëren. Ze kreeg daarbij geen kans om het anticrisisplan van de groenen, dat ze wat overambitieus New Deal noemen, aan bod te brengen en viel op het al te gemakkelijke ‘anders gaan leven’-discours terug, dat ze horresco referens van Pater Versteylen geërfd heeft. Aan het einde van de rit sabelden de commentatoren haar neer als een van de grote tegenvallers van de avond. De aandacht voor de wereldwijde crisis en wat regering en parlement in Vlaanderen daaraan kunnen doen, was in dat debat trouwens beperkt tot een discussie over al of niet overheidssteun aan Opel. De eeuwige struikelsteen zijn de veelvuldige peilingen. Ook nu weer was er op zaterdag, aan de vooravond van 7 juni, een gezamenlijke peiling van De Standaard en de VRT. Mocht ze ook deze keer belangwekkende trends gemist hebben, zoals in 2007, toen ze niet aangaf dat LDD de kiesdrempel zou halen, dan ligt het excuus voor het rapen: de bevraging is een week voor de verkiezingen gebeurd en een pak kiezers hebben pas op de valreep uitgemaakt op wie ze hun stem uitbrengen of zijn van mening veranderd. Een iets te doorzichtige smoes om toch maar door te kunnen gaan met een aanpak, die een wetenschappelijke toetsing niet kan doorstaan (die problematiek is in vorige nummers van Sampol ruimschoots aan bod gekomen). Voor grondig en gedegen wetenschappelijk onderzoek naar de verkiezingsresultaten, met behulp van exit polls, heeft de openbare omroep, in tegenstelling tot vroeger, geen geld meer veil, voor peilingen die doen kijken en luisteren des te meer. Toen de inflatie daarvan in de media in december 2007 op een debat aan de Universiteit Leuven ter sprake kwam, maakte een van de vedetten van het televisienieuws zich ervan af door te stellen dat het voldoende was dat de omroep bij het citeren van de zoveelste peiling het medium vermeldde, die ze publiceerde. De betrouwbaarheid van de informatie zelf nagaan is geen criterium meer. Een laatste punt nog, heel belangrijk bij de beoordeling van het mediaoptreden tijdens een campagne: wat je niet uit het oog mag verliezen, is dat je je niet mag beperken tot de periode van enkele weken voor de verkiezingsdatum, wanneer alle persorganen uitpakken met speciale uitzendingen en pagina’s. Vergelijk met waarnemersmissies, die erop toekijken of alles free and fair verlopen is en daarvoor tussen 48 uur en een week op het terrein uittrekken. Het kwaad is meestal lang daarvoor geschied, de afrekeningen, de bedreigingen, de manipulatie, de voorbereiding van de georganiseerde kiesfraude. Er is nood aan een permanente waakhond. Idem dito bij de evaluatie van de onbevangenheid van de pers. Als je met je neus erop staat, mag de verslaggeving koosjer lijken, je moet kijken naar hoe de media trends opspeuren en behandelen, evoluties in het oog houden, nazorg besteden aan dossiers, het maatschappelijke debat aanzwengelen en in het algemeen de politiek tot bij de burger brengen. Die continue berichtgeving en de audiovisuele programmatie in de maanden en jaren tussen verkiezingen in weegt stukken meer door. Zo hebben de media – en dat geldt vooral voor televisie – het BV-fenomeen gecreëerd, dat lichtgewichten als Margriet Hermans in de politiek gekatapulteerd heeft. En er zijn er nieuwe op komst, Anne de Baetzelier op kop. Afgelopen winter hebben we de making off van een nieuwe Superstar als Bart De Wever meegemaakt. En mag de personificatie, die we hierboven als tendens aangestipt hebben, naast kwalijke effecten ook voordelen hebben – als de media Dr. Van Duppen vereenzelvigen met het kiwimodel en Dr. Distelmans tot pleitbezorger van euthanasie bombarderen -, ze draagt ook ertoe bij dat volksverlakkerij à la Jean-Marie Dedecker niet van het scherm weg te branden is. Uit het onzalige tijdvak toen een oplichter als Jean-Pierre van Rossem te pas en te onpas het woord kreeg, heeft niemand lessen getrokken. ‘Het is theater zoals te voorzien en te verwachten was’, schreef Jan Fabre in 1982. Met dat stuk heeft hij wereldwijd furore gemaakt. Ook in de politieke wereld en de media heeft de vandaag aflopende campagne uitgewezen.